Door Urk gered


Het verhaal van onderduikster Betje Rachel Levin

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in ‘Het Urkerland’ van 2 mei 2024


Robert Hofman werkt sinds 2007 aan het verhaal van de onbekende onderduikster Betsie. Een verhaal dat vele Urker families kruist, maar met een missend puzzelstukje: haar echte naam. Door het recent lezen van een boek over oorlogspleegkinderen gaat het balletje weer rollen en is na ruim een decennium van onderzoek duidelijkheid over haar levensloop.

,Dat loopt mis, Bob’’. Zuster Nel Feekman – Rot ziet vier Duitse politieagenten de trein in stappen als zij en Harmen Kramer (schuilnaam Bob), een Jodinnetje van Zaandam naar Urk willen brengen in februari 1944. Kramer twijfelt geen moment. Hij gaat breder zitten en slaat zijn jas over het meisje heen. Door Gods hand geleid, valt het meisje niet op en komen Kramer en zij veilig aan op Urk.

De dochter van Harmen Kramer vertelt: ,,Het meisje werd ’s avonds van de boot afgehaald. Mijn vader had altijd medewerking van de kapitein: Jan van Rika. Wij noemden haar in de tijd dat ze bij ons woonde Trien, zodat we bij navraag konden zeggen dat zij Trien van oom Hein was.’’

Fam. Ras-Visser met Rachel Coltof-Tafelkruijer – Herkomst fam. Ras-Visser

Haar echte naam was Betsie. Officieel Betje Rachel Levin. De dochter van Salomon en Henriette Levin-Weijl uit Appingedam. Haar ouders werden gedeporteerd naar Auschwitz en stierven daar op 15 december 1942. Broertje Mozes overleeft de oorlog ook niet. Hij wordt samen met de inwoners en begeleiding van de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornse Bosch, ook gedeporteerd naar Auschwitz en direct bij aankomst vergast op 25 januari 1943.

Door gedragsproblemen van de Joods orthodoxe Betsie, wordt zij in 1939 opgenomen in het gezin van haar Amsterdamse oom en tante Bernard en Ganna Italiaander – Nieweg. Ze heeft daar enkele jaren met veel plezier gewoond. Echter door een grote razzia in Amsterdam keren zij niet meer terug naar huis. De 17-jarige Betsie wordt door haar buren naar zuster Feekman gebracht. En zij regelt via Bureau voor Oorlogspleegkinderen een pleeggezin.

Door omstandigheden kan Betsie daar niet blijven. Haar pleegouders omschrijven haar als ‘’een moeilijk meisje. Zeer onzelfstandig. Ze kan iets huishoudelijk werk doen, maar alleen onder toezicht’’.

Feekman wil zekerheid dat Betsie goed terecht komt en zoekt naar een oplossing. Bij haar verzetswerk samen met Harmen Kramer en zijn zwager Harm Hendrik Gerssen – ze helpen neergestorte vliegeniers – komt dit verhaal ter sprake. ,,Niemand durfde het risico aan om haar in huis te nemen. Als zij werd opgespoord door de Duitsers, werd je zelf ook gedeporteerd’’, vertelt Kramer. Toch vindt hij een pleeggezin op Urk voor haar: Bij Lub Hoekman en zijn vrouw.

Nel Feekman-Rot – Herkomst: Fam. J. Kruijver

Helaas blijkt dat Betsie daar niet op haar plek zit. Hoekman klopt daarom als snel aan bij Albert en Klaasje Ras-Visser op de Sluisput voor onderdak.

Klaasje:,, Ze zag er echt uit als een Jodin. Ik heb haar eerst gewassen en verschoond toen ze kwam. Ondanks haar leeftijd was ze in haar doen en laten echt een kind. Ik vroeg me af of dat door haar verleden is gekomen. Ze speelde met onderzettertjes en maalde tarwe met een koffiemolen’’. In het gezin is nog een Jodin: tante Annie. Een schuilnaam van Rachel Cohen-Tafelkruijer, die Cees Koffeman die op het gemeentehuis werkte, had geregeld.

Elke dag trok tante Annie een jas aan, liep naar Betsie en zei: ,, Gedag hoor. Ik ga vandaag kleren naaien. Tot vanavond.’’ Ze trok de voordeur achter zich dicht, en ging via de achterdeur weer naar binnen. S’ avonds herhaalde dit ritueel zich met ,,Dag Betsie, wat heb je vandaag gegeten?’’ Waarop Betsie uitgebreid vertelde wat de pot schafte.

Wijlen dochter Piete Wakker-Ras herinnert zich dat Betsie slecht luisterde. ,,Als er visite kwam, wilde ze niet naar haar schuilplaats. Op zondag als wij allemaal naar de kerk waren, kwam ze uit haar schuilplaats en trok ze de wc door na gebruik. Dit konden de buren horen en dat gaf een onveilige situatie, want hoe kon de wc doorgetrokken worden, als wij er niet waren?’’

Na drie maanden, kon Klaasje Ras-Visser het niet meer opbrengen en zei tegen haar man: ,, Je moet naar Hoekman. Ik kan hier niet meer tegen.’’

Zo vertrok ze naar Cees Koffeman maar ook hier kon ze niet lang blijven vanwege haar gedrag. Hierop wordt een schuilplek gevonden bij de familie Van Slooten in een noodwoning aan de Slikhoogte. Vanuit daar wordt ze geplaatst bij de familie Klaas-Luut van Veen. Zij wonen in het oude dorp in een woning met balkon. Dit geeft Betsie de mogelijkheid om buiten te zijn. De familie dekt het balkon af met lakens en kleden. Dat weerhoud haar er niet van om over de railing te hangen en te zwaaien en schreeuwen naar voorbijgangers. Zoon Cees van Veen: ,, Mijn moeder had veel werk aan haar. Ze moest haar constant in de gaten houden. Als ze vanaf het balkon aan het roepen was, kwamen onze buren mijn moeder waarschuwen.’’ Met de komst van nieuwe Duitsgezinde buren, kon Betsie niet langer blijven. Harmen Kramer krijgt weer de opdracht om een andere plaats voor haar te zoeken.

Kramer is ten einde raad en gaat naar de bevriende familie Oost. Hier wordt de situatie besproken: vanwege haar gedrag is ze onplaatsbaar en terug naar haar eigen familie gaat niet. Ze zien nog maar èèn oplossing: het meisje doodschieten. De vrouw des huizes wilde hier niets van horen en zegt dat er geen bloed aan hun handen mag kleven.

Persoonsbewijs van Harmen Kramer – Herkomst fam. Kramer

Toch neemt Kramer een pistool mee in zijn jaszak en loopt met haar door het dorp, richting de vuurtoren. Aan de andere kant van het dorp zijn de Duitsers bezig met huiszoekingen. Ook Kramer komt hiermee in direct gevaar: als ze hem pakken met Betsie is het voor beide gedaan.

Als hij met het meisje aankomt bij het hek van het kerkhof van het kerkje aan de zee, blijft hij met haar staan. Ze is stil en houdt zijn hand stevig vast. Uit het diepst van zijn ziel steeg een smeekgebed omhoog om hulp en redding.

Ze lopen verder het dorp in, niet wetende waar ze terecht kunnen. Hier lopen ze Albert Romkes – het koopmannetje – tegen het lijf. ,,Harmen, wat zal je doen?’’ vraagt hij. Kramer vertelt het hele verhaal. ,,Je bent mijn laatste hoop. Ik weet niet waarom dit zo loopt, maar Albert help alsjeblieft dit kind’’. Albert en Pietertje Romkes hebben Betsie opgenomen alsof het hun eigen kind was en haar de rest van de oorlog verzorgd. Kramer: ,,Ik heb in huis de Here gedankt voor deze redding in grote nood.’’

Na de bevrijding blijkt dat er geen familie van Betsie meer in leven is. In juni 1945 brengen Harmen Kramer en tante Nel haar naar een pleeggezin in Westzaan. Voor haar vertrek neemt ze afscheid van alle gezinnen waar ze heeft verbleven.

Betje Rachel na de oorlog – Herkomst Fam. J. Kruijver

Na enige tijd wordt ze herplaatst naar een Joods weeshuis in Amsterdam. Ze komt te werken als hulp in de huishouding bij diverse Joodse families. Op latere leeftijd verhuisd ze naar een begeleid wonen instelling. Hier overlijdt ze op 1 november 2002. Volgens Joodse tradities wordt ze begraven op de Joodse begraafplaats in Muiderberg, gemeente Amsterdam.